Betere functionele resultaten na een intrathoracale in plaats van cervicale anastomose na minimaal invasieve oesofagusresectie


F. van Workum, J. van der Maas, E. Kouwenhoven, M. van Det, G.A.P. Nieuwenhuijzen, M. Luyer, F. Polat, C. Rosman

Voorzitter(s): J.M. Omloo, AIOS, Gelre Ziekenhuizen & M.I. van Berge Henegouwen, chirurg, AMC

Vrijdag 27 november 2015

12:10 - 12:22u in Bijdehandjes

Categorieën: gastro-intestinale chirurgie, vrije voordracht

Parallel sessie: V2 Upper GI


Introductie:
Een in opzet curatieve resectie met cervicale anastomose (CEA) bij patienten met een slokdarmtumor resulteert bij meer dan de helft van deze patienten in functionele klachten van de bovenste tractus digestivus. Mogelijk dat na een intrathoracale anastomose (IEA) deze klachten minder vaak voorkomen.

Methode:
Alle patiënten met een oesofaguscarcinoom die een minimaal invasieve oesofagusresectie ondergingen met curatie als doel werden in 3 hoogvolume centra geïncludeerd tussen oktober 2009 en juni 2014. Gegevens mbt postoperatieve morbiditeit, mortaliteit en functie van de bovenste tractus digestivus werden prospectief geregistreerd en retrospectief aangevuld met ontbrekende relevante data. De follow-up bedroeg tenminste 1 jaar.

Resultaten:
Er werden 407 patiënten geïncludeerd. Bij 184 patiënten werd een CEA vervaardigd en bij 223 patiënten een IEA. Anastomose lekkage waarvoor reïnterventie noodzakelijk was trad op bij 16,8% na CEA en 19,7% na IEA (NS). De mediane opnameduur op de IC, in het ziekenhuis en de 30 en 90 dagen mortaliteit verschilden niet. Functionele klachten van de bovenste tractus digestivus kwamen statistisch significant minder vaak voor na een IEA dan na een CEA (tabel)

Conclusie:
Minimaal invasieve slokdarmresectie met IEA is geassocieerd met significant betere functionele resultaten dan CEA: minder dysfagie, minder benigne stricturen waarvoor dilatatie noodzakelijk is en minder recurrensletsels. De overige morbiditeit en mortaliteit is niet hoger na een IEA, ondanks de leercurve voor een IEA in alle deelnemende centra. 

Figuur 1. Functionele resultaten